Ik woon in een dorp. Nee, niet zomaar een dorp. Ik woon in hét dorp. Je kent het wel, het soort dorp waar het lijkt alsof de tijd ergens rond 1974 stil is blijven staan, behalve de huizenprijzen.
Het is zo’n plek waar de middenstand al lang de handdoek in de ring heeft gegooid. De bakker, de slager, de groenteboer? Foetsie. Zelfs de snackbar, ooit het laatste bastion van hoop, hangt er nu maar een beetje triest bij, alsof de frikandellen ook niet meer geloven in een betere toekomst. Het enige dat nog lijkt te floreren, is de lokale Facebookgroep waar inwoners met elkaar mijmeren over het 750-jarige bestaan van het dorp. Het dorp waar je als puber gillend weg wilde, omdat er altijd wel iemand was die in de gaten had wat je uitspookte.
Foto: makelaardij Chris Draijer
De verenigingen
Dan heb je de verenigingen. Ze worstelen harder dan een paling in een emmer snot om vrijwilligers te vinden. Elke vergadering is een herhaling van zetten: “Wie wil de nieuwe penningmeester worden?” Stilte. Je hoort letterlijk een luciferdoosje opengaan. Uiteindelijk wordt dezelfde arme ziel die het al drie termijnen doet wéér herkozen, meestal onder lichte dwang en beloftes van een gratis kop koffie na afloop.
Nieuwe leden? Die zijn nog zeldzamer dan een werkende pinautomaat in het dorp. Probeer maar eens een stel jonge, energieke mensen enthousiast te maken voor de lokale toneelvereniging als Netflix ze 24/7 aan hun bank gekluisterd houdt. Zelfs de kinderen hebben geen tijd meer; die worden tegenwoordig elk weekend door hun ouders naar vijf verschillende sportclubs in de stad gereden in plaats van gewoon lekker op straat of bij de lokale voetbalclub te voetballen, zoals vroeger.
De kerk, nog altijd groot, maar stil
De kerk steekt nog altijd fier boven het dorp uit, zoals een grootmoeder die haar kinderen en kleinkinderen langzaamaan ziet vertrekken. Waar vroeger op zondag de kerkklokken de hele buurt naar binnen lokten – of in ieder geval dwongen om vroeg op te staan – klinken ze nu meer als een melancholieke herinnering aan betere tijden.
De dominee doet zijn best, echt waar. Maar preken voor een handjevol mensen waarvan de gemiddelde leeftijd hoog genoeg is om de opkomst van de stoommachine persoonlijk te hebben meegemaakt, is geen makkelijke klus. Ergens vraag ik me af of de dominee zich niet af en toe stiekem afvraagt wat hij nog meer met zijn zondagen zou kunnen doen. Golfen, misschien?
De woonforensen
En dan zijn er de woonforensen, de nieuwste inwoners van het dorp. De woonforens verhuisd vaak naar onze kleine gemeenschap omdat het er zo “lekker rustig” is, en brengen al snel een vleugje stadse anonimiteit met zich mee.Vraag ze waar het dorpshuis is, en je krijgt een blik alsof je vraagt naar de coördinaten van een geheim ruimteschip.
Ze wonen hier, maar leven vaak elders. Ze werken in de stad, sporten in de stad, winkelen in de stad, en het dorp… Het dorp is vooral hun uitvalsbasis – een plek om ’s avonds te landen na een lange dag. Niks mis mee, natuurlijk, maar die warme binding met het dorpsleven blijft meestal ergens achter op de snelweg. Terwijl wij ons afvragen hoe we de dorpsvereniging draaiende houden, kijken zij waarschijnlijk op Funda naar nóg een groter huis.
Thuis in het dorp
Maar ondanks alles is dit mijn thuis. Niet zomaar een woonplaats, maar een thuis. Het verschil? Een woonplaats is een plek waar je brieven naartoe gestuurd worden. Een thuis is een plek die je begrijpt, zelfs als het je soms irriteert.
Het dorp mag dan wel een beetje rammelen, het blijft een plek vol verhalen. Waar iedere 2 jaar de dorpsfeesten ervoor zorgt dat iedereen elkaar weer even kent. Ook worden op de dorpsfeesten de wereldproblemen tijdelijk opgelost tijdens het eten van frikandellen en het drinken van een plastic bekertje lauw bier.
750-jaar
Volgend jaar bestaat het dorp 750 jaar. Dat is een behoorlijk leeftijd, zelfs voor een dorp dat zich gedraagt alsof het nooit ouder dan 40 is geworden. Er komt een groot feest, dat weet ik zeker. De kerkklokken zullen luiden, de toneelvereniging zal een speciaal stuk opvoeren , en iemand zal ongetwijfeld proberen om een middeleeuws toernooi te organiseren dat eindigt met een overenthousiaste amateur in een ambulance.
En weet je wat? Ik kan niet wachten. Want ondanks al zijn gebreken – of misschien juist dankzij al zijn gebreken – is dit mijn thuis. Het dorp leeft dankzij de mensen die ondanks alles nog steeds geloven in de kracht van een klein stukje wereld dat 750 jaar geleden begon met een nederzetting en nu mijn plek op aarde is.