De afgelopen week kreeg ik voor de tweede keer in een jaar tijd een reactie van een collega die me uit het veld sloeg. Ze accepteerde mijn manier van communiceren niet en dat houdt me wakker. Letterlijk. Niet omdat ik zo’n verschrikkelijke mail had gestuurd, integendeel – ik had mijn kritiek netjes verpakt – maar omdat ik me afvraag wat er aan de hand is met de manier waarop we tegenwoordig omgaan met feedback. Of eigenlijk: met terechte kritiek.

De situatie
Laat ik de situatie even schetsen. Er moest snel een nieuwe gebruiker worden aangemaakt binnen onze systemen. Normaal gesproken is dat iets wat we zorgvuldig plannen, omdat er best wat geregeld moet worden. In dit geval moest het echter nu meteen. Geen probleem, we schakelen snel met onze externe IT-leverancier en binnen een uur is de gebruiker aangemaakt.
Daarna ben ik aan zet. Mijn taak is het toekennen van de juiste rollen binnen de softwareapplicaties. In die tussenfase besloot mijn jonge collega – ongetwijfeld goedbedoeld – rechtstreeks naar de IT-leverancier te stappen om alvast de inloggegevens op te vragen. Daarmee omzeilde ze het protocol, met als resultaat: verwarring, frustratie en systemen die niet goed functioneren.
Mijn reactie was:“Hoe lief bedoeld dan ook, het is niet handig dat je in mijn tuintje gaat schoffelen want ik moet ook nog diverse dingen doen. De volgende keer echt even wachten tot je van mij een seintje krijgt want zo wordt het weer een drama omdat het niet werkt zoals je verwacht.”
Ik dacht: duidelijk, vriendelijk, en een tikje luchtig. Maar haar reactie was er één van verontwaardiging. Mijn boodschap kwam niet aan – sterker nog, het leek alsof ik haar gekwetst had.
En daar zit ik dan. Met 56 jaar levenservaring, een rugzak vol professionele kilometers, en het gevoel dat ik een afslag heb gemist. Want wat is er aan de hand met jonge mensen die geen kritiek meer lijken te kunnen verdragen? En ik zeg het niet uit ergernis, maar echt uit oprechte verwarring.
Mag je nog zeggen waar het op staat?
We leven in een tijd waarin “feedback” iets zachts, omfloerst en bijna verpakt in cadeaupapier moet zijn. En dat is ergens goed – we willen empathischer zijn, constructiever. Maar zijn we daarin doorgeslagen?
De generatiekloof in communicatie
Het is onvermijdelijk: elke generatie groeit op met een ander idee van wat “normaal” is op de werkvloer. De babyboomers waren van het harde werken en weinig klagen. Generatie X leerde improviseren in een snel veranderende wereld. Millennials vroegen zich voor het eerst openlijk af waarom we de dingen deden zoals we ze deden. En nu hebben we generatie Z – opgegroeid met instant feedback, likes, en een sterke focus op mentale gezondheid en persoonlijke grenzen.
Dat zijn prachtige waarden. Maar ze botsen soms frontaal met de directheid van oudere generaties. Wat wij beschouwen als “duidelijke communicatie”, wordt door sommigen gezien als bot of onveilig. En dan is het lastig balanceren: hoe geef je feedback zonder op tenen te trappen?
Feedback vs. afwijzing
Kritiek is niet hetzelfde als afwijzing. Maar het voelt soms wel zo – zeker als je jong bent, nog weinig werkervaring hebt, en je best doet om te presteren. Feedback, hoe goed bedoeld ook, wordt dan al snel geïnterpreteerd als: ik doe het niet goed, of erger: ik ben niet goed genoeg.
Dat is iets waar we als oudere collega’s rekening mee moeten houden. Maar het is óók iets waar jongere collega’s in mogen groeien. Want in elke rol – junior of senior – moet je kunnen omgaan met correctie. Niet als aanval op je persoon, maar als kans om te leren.
Waarom het ego een slechte raadgever is
Kijk naar de grote namen uit de wereld van muziek, televisie of sport. Denk aan Jaap van Zweden of Matthijs van Nieuwkerk. Beiden kwamen de laatste jaren onder vuur te liggen vanwege hun manier van leidinggeven. Wat daar precies speelde is complex, maar de kernvraag blijft: hoe hard mag je zijn in het najagen van kwaliteit?
Soms is het nodig om even op je donder te krijgen. Niet omdat iemand je wil kleineren, maar omdat je onderdeel bent van een groter geheel – een team, een proces, een organisatie. Dan moet je ego even opzij, want jouw individuele keuze kan een keten van gevolgen veroorzaken.
Verantwoordelijkheid
Wat me zo dwarszat in het voorbeeld met mijn collega, is niet haar intentie. Die was goed. Wat me dwarszat was de verstoring van het proces – iets waar ik verantwoordelijk voor ben. Als iemand daar tussendoor fietst, hoe vriendelijk ook, dan beïnvloedt dat het resultaat én mijn werkdruk. Als ik dat niet mag benoemen, hoe houden we dan samen het overzicht?
Mentorschap in plaats van management
Misschien moeten we af van het idee dat senioriteit automatisch gepaard gaat met autoriteit. Misschien ligt de toekomst in mentorschap: het delen van kennis, zonder belerend te zijn. Dat vraagt oefening, geduld en soms zelfs kwetsbaarheid.
En andersom: jonge collega’s hebben vaak geweldige ideeën, frisse energie en technologische skills waar de oudere garde van kan leren. Maar ook dat werkt alleen als ze openstaan voor begeleiding, structuur en – ja, af en toe – een correctie.
Oproep tot mildheid
We zijn allemaal onderweg. De een net gestart, de ander al een paar decennia op weg. We dragen allemaal ons eigen verhaal, onze eigen stijl, onze eigen gevoeligheden. En soms botsen die. Dat hoort erbij.
Wat helpt, is als we elkaar blijven zien als mensen. Niet als generaties of functietitels. Als collega’s met hetzelfde doel: goed werk leveren, samen groeien, en af en toe schoffelen in elkaars tuintje – maar dan met overleg.
Dus jonge collega’s: wees niet bang voor kritiek. Het is geen afwijzing, maar een kans. En oudere collega’s (zoals ik): blijf uitleggen, blijf luisteren, blijf leren.Want uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: een team dat werkt – letterlijk én figuurlijk.